Bezit uw BV verhuurd onroerend goed? Voor sommige fiscale faciliteiten geldt als voorwaarde dat de BV een zogenaamde materiële onderneming drijft. Denk aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de geruisloze terugkeerregeling. Een BV verhuurde 1100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. Toch was volgens de Belastingdienst geen sprake van een materiële onderneming.

Na een beroepsprocedure kwam de hoogste rechter eraan te pas.

Hoofdregel
Een materiële onderneming kan worden omschreven als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt beoogd door deelname aan het maatschappelijke verkeer winst te behalen. Naar objectieve maatstaven moet worden getoetst of de verrichte werkzaamheden een materiële onderneming vormen. De exploitatie van onroerende zaken vormt een materiële onderneming als de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is en de verrichte werkzaamheden ten doel hebben het behalen van voordelen die de bij normaal vermogensbeheer opkomende rendementen te boven gaan.

Bewijslast
De belastingplichtige, die een beroep doet op een fiscale faciliteit, heeft de zware bewijslast om aannemelijk te maken dat de BV een materiële onderneming drijft.

In dit geval slaagt de belastingplichtige daar niet in, ook al nemen de werkzaamheden gezien de hoeveelheid panden veel tijd in beslag. De organisatie en de werkzaamheden van de BV, waaronder het voeren van een actief huurdersbeleid, zijn volgens de rechter gebruikelijk voor beheerders van vastgoedbeleggingsportefeuilles met een vergelijkbare omvang.

Ook aan de zogenaamde ‘rendement-plus’-eis is niet voldaan. Het door de belastingplichtige aangevoerde gemiddelde jaarrendement omvat immers ook de autonome marktontwikkelingen, zodat het niet bruikbaar is als vergelijkingsmaatstaf. Bovendien heeft de belastingplichtige niet aannemelijk gemaakt of en in hoeverre het behaalde rendement kan worden gerelateerd aan meer dan gebruikelijke werkzaamheden.

Stelling belastingplichtige vergeten?
Voor de hoogste rechter voert de belastingplichtige aan dat de eerdere rechter niet is ingegaan op zijn stelling dat de BV regelmatig garageboxen koopt die zij, al dan niet na renovatie- en revitalisatiewerkzaamheden, voor een substantieel hogere prijs verhuurt dan de vorige eigenaar/verhuurder. Die werkzaamheden hebben daadwerkelijk geleid tot een rendementsverbetering die niet het gevolg is van autonome marktwerking.

Oordeel hoogste rechter
Volgens de hoogste rechter kan dit echter onderdeel zijn van normaal vermogensbeheer. Het gaat niet om een afzonderlijke beoordeling van bepaalde specifieke activiteiten. De vraag is of het totaal van de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel hebben het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan. En die vraag had de eerdere rechter terecht negatief beantwoord.

Let op: De bedrijfsopvolgingsregeling kent een vrijstelling van minimaal ruim € 1.100.000. De regeling is alleen van toepassing bij overdracht of overgang van een zogenaamde materiële onderneming.  Aangekondigd is dat de regeling zal worden heroverwogen. Vraag tijdig advies over de mogelijkheden in uw situatie.